348 HET GENOOTSCHAP „OEFENING KWEEKT KENNIS”. bijna ik zeg bijna zien wijken, ’t Was toen iemand, die nu en dan het Servetje bezocht wat trouwens volstrekt geen eischen stelde voor klassieke ontwikkeling eens kalm vertelde van den tijd, toen hij nog nooit aan ’t Servetje had aangezeten. Hij maakte zulks duidelijk met de woorden: „ik behoorde toen nog tot het „Odi profanum vulgus”. Campbell kwispelde met de tong in den mond om zich goed te houden”. Vervolgens de geestvolle Simon van den Berg, de geniale Bosboom en de geleerde dr. S. van Devènter, raad van Indië, generaal Knoop en onze musicus Nicolaï; Willem Pieter van Stockum, de stichter van ons genootschapde romantisch-historische schrijver Arnold Ising; mr. Gerrit de Vries, minister van Justitie, Nicolaas Beets en Lodewijk Mulder, aan wiens naam het van humor tintelend blijspel „De Kiesvereeniging van Stellendijk” voor goed verbon den blijft. In de annalen van ons Genootschap staan hun namen met eere gekroond. Een zestal noemde ik met voordacht niet, om afzonder lijk hen te huldigen, daar zij het zijn geweest die, ge tuigen onze verslagen, in genoemd tijdsverloop het meest in uw midden zijn opgetreden. Dr. Nijhoff met zijne degelijke historische voordrach ten, Van Hamel met zijne causeriën, ontleend aan de Fransche letterkunde en het Parijsche tooneel. Van Maurik met zijne vis comica in zijne novellen en zijn eenige gave van voordragen. Schaepman, de onvervaarde kampioen op het gebied van kerk en staat, de geboren dichter met zijn „Aja Sophia”, een reuzengeest, in zijne onvergetelijk schoone improvisatie over het genie. Dr. Jan ten Brink, de stoere, onvermoeide arbeider op het gebied der Nederlandsche letteren, de met een

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 387