350
HET GENOOTSCHAP „OEFENING KWEEKT KENNIS”.
Zwitsers”. Wij, als leden onderling, zouden dit dan prö
Deo kunnen opvoeren. Maar ziet, daar brachten niet meer
dan een 20-tal leden van Oefening na mijn persoonlijk
bezoek de vorstelijke som van zes a zevenhonderd gulden
bijeen voor de uitvoering van het blijspel van den
Muider Drost. Laten wij dus niet wanhopen, zoolang
er nog begaafde sprekers in ons midden optreden
als de geschiedvorschers Blok, Heeres, Brugmans, Busse-
maker en Kernkamp; op het gebied van wijsgeerte
Ritter en Groenewegen; letterkundigen in dicht en ondicht
als Top Naeff, Kalft' en Te Winkel, Kuiper, van Eeden
en Heering; Haspels, Pol de Mont en Edward Koster,
Barnouw, Kaakebeen en Graadt van Roggen; een aardrijks
kundige als Dr. Blink; oudheidkundigen als Vollgraf en
Holwerda; zoolang Gram trots zijn hooge jaren nog een
dialoog vol humor schrijft, en Emants en Van Nouhuys voor
het tooneel kunnen arbeiden en Boele van Hensbroek ons
zijne dichterlijke gaven schenkt; zoolang voor de uiter
lijke voordracht mevrouw Royaards, geb. Sandbergen,
Holtrop van Gelder, de dames Schmidt Crans en van
Wessem, Willem Royaards, Albert Vogel en Verkade
en Haus in hun kracht blijven en jongsten van allen
zoolang de vis comica leeft in Mr. Kamp en Mr. la Chapelle,
zoolang eindelijk onze Vlaamsche broeders Paul Fredericq,
Maurits Sabbe en Achiel Daled hier kunnen optreden,
mogen wij niet denken aan liquideeren, of een langzamen
dood sterven of een hervormen tot debating-chib of café-
concert of een andere onhebbelijke manier van ondergaan.
Achiel Daled noemde ik zoo even ’t laatst en dat opzet
telijk om ter gelegenheid van het LXXV-jarig bestaan
van „Oefening” u dankbaar te wijzen op een éénig feit
in de jaarboeken van ons Genootschap. Of was het niet
onze Vlaamsche broeder, die uit oprechte sympathie voor
dezen kring aan den avond van 14 December jongst-