362 VAN EEN AAP IN 1777- Juni 1776 ge- Herhaaldelijk had hij met aanzienlijke heeren in de koloniën in correspondentie gestaan over de begeerde apensoort, doch hoewel hem een paar malen een doode orang-oetan op sterk water was toegezonden, was het hem nog niet gelukt zulk een dier levend te verkrijgen. In 1776 ontving hij echter heuglijk nieuws. Hij vermeldt nl. in zijne „Beschrijving van de zo zeldzaame als zonder linge aap-soort, genaamd orang-outang, van het eiland Borneo” (uitgegeven te Amsterdam in 1778), dat hij een brief ontvangen had van den heer Hemmy, tweeden en opper-koopman in de Kaap, waarin deze hem een levend exemplaar ten geschenke aanbood. Hij voegde hieraan toe, dat hij dit dier, dat gevangen was in Banjermassin, reeds een jaar vroeger van zijn zoon te Batavia had ontvangen. Inderdaad kwam de aap op den 29^ zond en wel aan. Het moet voor Vosmaer wel eene vreugde geweest zijn het begeerde dier in levenden lijve te aanschouwenDe vreemde gast werd dan ook met de noodige égards behandeldvoorloopig werd de aap ge logeerd ten huize van den heer Vosmaer zelf, in zijne onmiddellijke nabijheid, zoodat hij volop gelegenheid had het dier te bestudeeren. Het spreekt vanzelf dat de aap, toen nog een zeer weinig bekend dier, tallooze belang stellenden ten huize van den heer Vosmaer lokte, zóó zelfs, dat deze zich genoodzaakt zag, toen er veertien dagen om waren, zijn logé te doen verhuizen naar de diergaarde. De nieuwsgierigheid van schier iedereen was echter opgewekt, en hooggeplaatste personen begonnen eene werkelijke of voorgewende belangstelling in het dier te toonen, eene belangstelling, die later voor den directeur van het kabinet hoogst onaangenaam werd. En de aap? Het goedige dier, dat zoo spoedig in ons verraderlijk klimaat bezweek, wist natuurlijk niet dat het, na zijn

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 401