365
VAN EEN AAP IN I777.
den hals, bevestigd aan eene loodrechte ijzeren stang. Toen
het nu een paar keeren gebeurd was, dat het dier naar
boven in de balken was geklommen, waarbij „alle hens op
dek” waren geweest om den aap weer naar beneden te
krijgen, werd de vrije ruimte, waarin het dier zich bewegen
kon, nog ingekort door den ketting met een kram in den
vloer vast te leggen. Arm beest, zijn dagen waren geteld, en
den 22en Januari 1777 stierf het. Toen brak de storm los.
De echtgenoote van den toenmaligen gezant van Rus
land, „Madame la Princesse de Gallitzin”, had buiten
gewoon veel op met den aap, en had van den Prins
weten gedaan te krijgen, dat zij in het bezit van het dier
gesteld zou worden, wanneer het mocht sterven, om het
voor ontleedkundige doeleinden te schenken aan den
heer Camper 1), met wien zij, als zeer begaafde vrouw,
op een goeden voet stond. Nu schijnt het dat de Prins
öf uit onachtzaamheid, öf eenigszins verrast door het
plotseling sterven van den aap, verzuimd had aan Vosmaer
tijdig last te geven, hoe met het doode dier te handelen.
Deze deed dus wat hij zijn plicht achttehij liet den aap
villen en opzêtten, en zette het lichaam op sterk water
om het voor het kabinet te bewaren. Mevrouw Gallitzin
kwam hier achter en stortte nu de fiolen van haren toorn
op den niets kwaads vermoedenden Vosmaer uit. Zoo
klaagde zij haren nood, naar het schijnt in vrij krasse
bewoordingen, over den heer Vosmaer aan de Freule
Danckelmann, destijds ten Hove eene dame van zeer veel
t) Professor Petrus Camper had in 1773 bedankt voor het
hoogleeraarschap in de genees-, heel- en ontleedkunde te
Groningen en leefde teruggetrokken op zijn landgoed Klein-
Lankum. Hij was een, ook in het buitenland, zeer vermaard
geleerde, van wiens hand verscheiden wetenschappelijke wer
ken verschenen zijn, waaronder ook eenige speciaal over den
orang-oetan.