VAN EEN AAP IN I 777. 371 I van om- aen gegeeven had. Ik verhaelde ’t geval met eenige standigheijden &c. en ontfing order om de romp de heer Camper te zenden. Dienzelve dag dineerde ik om zes uuren of daar om trent gins, en weer t’ huijs koomende om mijn tabaks doos te haaien zeijde mijn knegt dat mevrouw de Prinses van Gallitzin had laeten vragen of den aap dood was en of zij dien niet konde zien, waerop de gem. knegt had geantwoord, ik niet t’ huijs was, en hij niets daervan wist; kort daerop was de heer Hemsterhuis gekoomen, die ook gevraegd had om den aap te zien, en op het zelve antwoord had de heer Hemsterhuis gezegt, die aan het hottel van den Prins van Gallitzin moest ge zonden worden. Waerop gezegt is daerop niet te kun nen antwoorden, dog als ik t’ huijs kwam mij de bood schap zoude gedaen worden. Daerop schreef ik ten eersten het volgende discreete brieffje sub N°. i en belasten mijn knecht aen het hottel bij den Pr. van Gallitzin te gaen en te vragen of den heer Hemsterhuis daer was, en dan het briefje eenvoudig over te geeven. Dog zoo hij daer niet was, hij moest zeggen ik mijn compliment aen mevrouw de Prinses liet maken en dat het mij leed was, den aap niet te konnen laaten zien, als reeds eenige dagen onder handen van den opzetter zijnde, en ik dien alzoo niet konde laeten zien denkende als de heer Hemsterhuis daer is, zal mevrouw de Prinses de lecture of vertaling van het briefje hooren, en in geval de heer Hemsterhuys daer niet was, dan het briefje aen zijn huys te brengen. Plet brieffje, behoorlijk gecachetteerd en geaddresseerd aen de heer Hemsterhuys, hier bij sub N°. i. Ik ging daerop bij de heer een pijp rooken en verhaalde de zaak, bleef daar tot 10 of ‘l-, elf; thuis komende, gaf mijn knecht mij een briefje, Jt welk hij zeide dat kort na het mijne gebracht was, hier

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 410