VAN EEN AAP IN 1777. 372 bij gaende in orgineel, door mijn gemerkt N°. 2; het was even toegelakt. Maandag 27. Des ’s morgens gaf mij den heer Baron van Wulkenitz uit naam van Zijne Doorl. Hoogheid visite, om zich te informeeren na het gevalik verhaalde zulks naer waer- heid, in al zijn omstandigheeden, en gaf de lecture van mijn briefje aen de heer Hemsterhuys en het impertinente, daerop ontfangen, en ik had het genoegen deszelfs goed keuring mijner handelwijze en disapprobatie van die mijner partij te ontvangen. Dingsdag 28. ’s Morgens om 8 uuren kwamen de heeren opper- en onder-stalmeester, de heeren Baron van Wulkenitz en Bigot, mij uit naem van Zijne Doorl. Hoogheid zien; dan, mijn knegt zeggende dat ik nog te bed lag, als des avonds zeer laat op zijnde en om 9 uuren opstond, dog mij willende oproepen, zeide gemelde heeren om 10 uuren te willen koomen; den eerstgem. belet geworden zijnde, kwam den heer Bigot alleen, en zeide mij Zijne Doorl. Hoog heid in zoo verre content was van mijne handelwijze, doch mij als nog liet zeggen om de romp ten spoedigsten aen de heer Camper te zenden, ’t welk aennam, en zeyde, ik maar alleen op het kisje wagten om de fles in te pakken; daerop verhaalde ik Zijn WelEd. de zaaken op nieuws, en toonde mijn brieffje aen de heer Hemsterhuys en het impertinent daerop ontfangen; Zijn Ed. proponeerde mij om bij Zijn Hoogheid zelfs te gaan en die briefjes te toonen, ’t welk ik deezen zelven morgen om elf of half twaalf deed, waerop het sensibel genoegen had de goed- disapprobatie van dien van ontfing als nogh bevel aen de heer Camper te eenige kwaade gevolgen keuring mijner handelwijze en mijn partije te ontfangen, en alleen de fles met den romp verzenden; dan, vreezende voor

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 411