VAN EEN AAP IN 1777. 374 en gaf in bedenking een loode kistje te doen en hetzelve daer in te doen met de spiritus en en zoo te verzenden, om dus het dringen, maaken het toe te soldeerèn breeken der flesch te vermeiden, vermits het per wagen door het besloote water moest verzonden worden. Ik gaf aenstonds ordre, dog het kisje konde niet voor den volgende morgen klaar zijn. Daerop communiceerde ik de ontfangen brief van den heer Hemsterhuis, hierboven onder No. 3 aengehaald, en het antwoord van mij, onder No. 4, aan de heer Bigot &c., welke mij verzogt die aen Zijne Doorl. Hoogheid te moogen toonen, waer toe gaerne bewilligde. Zijn Hoogwelgeb. bragt mij dezelve kort daarop terug met verzeekering der goedkeuring van Zijne Hoogheid omtrent mijn antwoord &c., met bij gevoegde hoge ordres, als alles klaar was hetzelve direct aen dhr. Camper te verzenden. Deeze zelven dag namiddag om 3 uuren zond den kamerheer Grave van Heyden mij het briefje sub No. 6, gereed om met Haare Hoogheeden bij den heere Hertog van Brunswijk te gaan eeten; ik zond alle de briefjes No. 15 met verzoek om dezelve terug te moogen ontvangen. Zijn Ed. zond mij deszelfs knecht weederom met de boodschap ik dezelve tegens den avond terug zoude hebben, zoo als met bijgaande verplichtende letteren onder No. 7 geschieden, des avonds om x/2 10 uuren. Donderdag 31. Deeze morgen kwamen de hr. professor Velsen en de hr. Bibliots de Joncourd op mijn verzoek adsisteeren bij ’t in leggen van het cadaver en toe soudeeren van de loode doos; het wierd te laat eer dat gedaan was en die loode, toegesoudeerde, in een houte kisje behoorlijk in stroo was ingepakt, zoodat het deeze morgen niet konde verzenden, vermits mij verzekerde de vragt wagen om 1|2i afreed.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 413