VAN EEN AAP IN 1777* 377 van al het gepasseerde kennis te geeven aan Zijne Doorl. Hoogheid en het genoegen deszelfs goedkeuring van mijne handelwijze omtrent U en andere te ontfangen, en wagte nog op nadere orders, buijten welken ik geene zal respecteerenik blijf met dezelfde gevoelens, die Uwe handelwijze verdienen. (is getekent) Vosmaer. ’s Hage, den 28 Janu. 1777. N°. 5- Wel Edele Hooggeleerde Heer. De oerang-outang voor eenige dagen gestorven zijnde, en geene particuliere ordres des aengaende gehad heb bende, welke ik plichteshalven behoefde te observeeren, zoo heb ik dien terstond, als het zeldzaamste stuk van het cabinet zijnde, doen opzetten, met order om mij het lighaam, met alle de ingewanden er ingelaaten, te be zorgen, als voor UWelEd. gedistilleerd; dit in behoor lijke order geschied zijnde, heb ik hetzelve ter conser vatie in de groote fles van U.W. in wijngeest doen leggen, waerin het thans geconserveert en tot UWEd. ordres bewaard word. Maar na dit alles verneem ik met bevreemding, als dat UWEd. wel heeft kunnen goedvinden door UWEd. goede vrienden (onder welken ik mij ook vleijden te zijn, volgens inhoud verscheijdene uwer brieven) dit zeldzame stuk van Zijne Doorl. Hoogheid bij deszelfs afsterven te vragen om hetzelve te ontleeden, en dus UWelEd. particulier genoegen boven het intrest van het vorstelijk cabinet te stellen; doen mij deeze UWelEd. handelwijze verzeekerd wierd, kon ik zulks niet gelooven, in over- weeging neemende, dat UWEd. maer weinige dage geleeden hier zelfs geweest zijnde, mij niets dienaengaende gezegd

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 416