’t blijft oranje boven
383
getreden. Van dat
vuur, dat zoo plotseling hier te lande ontvlamd was; en
degenen, die ter wereld kwamen, nadat de Prins voor
goed zijn lot was komen verbinden aan dat dezer, op leven
en dood met den vijand worstelende gewesten, werden
geboren de eene hier, de andere daar, al naarmate hun
vader, met zijn gezin, door den loop der gebeurtenissen
van het eene oord naar het andere werd gedrevente Delft,
te Middelburg, te Antwerpen, welks veste gedurende enkele
jaren een betrekkelijke veiligheid en rust aanbood, totdat
ook van daar moest worden opgebroken en opnieuw
zekerheid gezocht achter de stroomen, die het natuurlijk
verdedigingsmiddel van Holland uitmaken, niet echter in
het open liggend ’s Gravenhage, maar andermaal binnen
de wallen van Delft. Daar zag, weinige maanden voor
’s Prinsen droevig uiteinde, zijn jongste zoon, de latere
Stadhouder prins Frederik Hendrik het levenslicht. En
deze kwam eerst als tienjarige knaap naar Den Haag, toen
Js lands regeering als van ouds daar weder gevestigd was
en de Prinses-weduwe met aandrang door de Staten was
uitgenoodigd zich met „het jonge Heerken” onder hunne
hoede neder te zetten, in de huizinge van Brandwijk, welke
daarvoor in gereedheid was gebracht.
Sedert was ’s Gravenhage de Hofstad bij uitnemendheid,
waar ook prins Maurits, als Stadhouder van Holland zijn
vast verblijf had op het Binnenhof, wanneer hij zich niet
bij het leger te velde bevond.
Vele jaren moesten evenwel nog verloopen voordat in
die Hofstad de geboorte van een jongen prins van Oranje
zoude plaats hebben. Dat gebeurde eerst in 1626; reeds
waren de oudere zoons van Willem I ten grave gedaald,
prins Filips Willem kinderloos, prins Maurits ongehuwd,
en prins Frederik Hendrik was tot middelbaren leeftijd
gekomen, voordat hij, naar men fluisterde, niet geheel uit
eigen beweging, in het huwelijk was