’t blijft oranje boven
3«4
In enkele regelen wordt door Huygens eene straat-scène op
dien dag geschetst:
„Oragnen heeft een
kind; Wat draeght hetBroeck off Rock?
men hoort het aen de kloek”.
De gedichten van Constantyn Huygens, uitgegeven door
huwelijk hing het voortbestaan af van het doorluchtig ge
slacht, buiten welks heldenarm de jonge, tot haar gouden
eeuw opbloeiende Republiek destijds nog niet de minste
gedachte had, ooit hare pas verworven onafhankelijkheid
te zullen kunnen handhaven.
Men kan zich derhalve voorstellen welk een vreugde
dag de 27e Mei van dat jaar 1626 voor Den Haag moet
zijn geweest, toen daar door het luiden der klokken, onder
trompetgeschal en tromgeroffel, den volke de gelukkige
geboorte van een prins van Oranje werd bekend gemaakt1):
met drie dubbele gouden rijders werd de hellebardier van
’s Prinsen lijfwacht beloond, door wien de blijde tijding
aan den Voorzitter der Staten-Generaal werd gebracht;
waarop de Stadhouder door eene commissie uit Hunner
Hoog Mogende Vergadering werd geluk gewenscht, met
aanbieding als gevaders over den jonggeborene te staan
„niet slechts als gevaders” luidde het antwoord op die
aanbieding, waarmede ’s Prinsen nog onuitgesproken
verzoek voorkomen werd, maar dat zij zich als wezenlijke
vaders voor zijn zoon mochten betoenen. En aan dien
wensch werd inderdaad voldaan.
In een gouden doos, ter waarde van twaalfhonderd
gulden, vereerden de Staten-Generaal den jongen prins, als
pillegift, een rentebrief van achtduizend gulden ’sjaars,
ter gelegenheid van de doopplechtigheid, die den in Juli
in de Groote Kerk plaats had en waarbij het kind, door de
koningin van Boheme ten doop gehouden, den naam van
zijn onvergetelijken grootvader ontving. Met de Staten-