’t blijft oranje boven 394 doopt; de jongere, prins Willem George Frederik, zag den 151 Februari 1774 het levenslicht op het Oude Hof, het tegenwoordige Koninklijk Paleis, en werd almede in de Groote Kerk gedoopt, op den 3n Maart d. a. v. Doch, hadden bij den doop van prins Willem Frederik nog de Generaliteit en de verschillende Provinciën met het Land- schap Drenthe en de steden Amsterdam, Rotterdam en Middelburg als peters gestaan bij den doop van den jongste deden zich als zoodanig slechts de Staten van Gel derland vinden. De tijdsomstandigheden waren aan het ver anderen, weldra braken booze dagen voor den Stadhouder aan, die eerst eindigden toen zijn gezag in 1787 door den koning van Pruisen werd hersteld. Daarop volgden toen nog eenige jaren van betrekkelijken voorspoed, ofschoon bij gansch niet onbewolkten politieken hemel. En juist in die jaren viel een ongekende zegen aan het Pluis van Oranje ten deel. Al hadden in voorgaande tijden eenige onzer prinsessen in haar weduwstaat den troost gekend kindskinderen om zich heen te zien opgroeien, nooit nog had een prins van Oranje uit den stam van Nassau het voorrecht gehad groot vader te zijn. Dat viel, in die overigens zoo vreugdelooze dagen, eerst aan prins Willem V ten deel toen uit het huwelijk van den erfprins Willem Frederik met de prinses Louise van Pruisen, op 6 December 1792, in het Oude Plof een zoon werd geboren, die bij zijn doop op 28 December Willem Frederik George Lodewijk werd genoemd. Op nieuw had die plechtigheid plaats in de Groote Kerk en nogmaals stonden daarbij de Hoog Mogenden als peters met de vertegenwoordigers eener breede rei vorstelijke personen, die mede als zoodanig waren uitgenoodigd. Dat was als de laatste der schoone dagen van het Stadhouderschap en 1) Ongetwijfeld herinnert men zich de schoone bladzijden, zoo indrukwekkend in hare soberheid, waarmede de Hoogleeraar Bosscha zijn „Leven van Koning Willem den Tweede” opent.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 435