’t blijft oranje boven 395 1792 was opgewassen tot een ridder de oude Republiek: even twee jaren daarna werd Oranje genoodzaakt van hier te wijken; toen volgden de sombere tijden der Bataafsche Republiek, van het Koninkrijk Hol land, van onze ten Hemel schreiende inlijving bij Frankrijk, totdat na bijkans twintig jaren van vernedering en ellende, de nationale onafhankelijkheid werd hersteld. Nederland, met Oranje hereenigd, hernam zijn rang onder de Staten van Europa, opnieuw was het „Oranje boven!” De eerste doopplechtigheid in het Koninklijk Huis, welke de Hofstad na die gezegende gebeurtenis te zien kreeg, viel voor in 1818. De doopeling van lijk en minzaam jonkman, tot wien, als kroonprins der Nederlanden alle harten uitgingen; uit zijn huwelijk met de dochter van den Czaar aller Russen was hemin 1817 reeds een zoon geboren, later koning Willem III, die evenwel te Brussel was ter wereld gekomen en daar was gedoopt. Nu, in 1818, volgde een tweede zoon, prins Alexander, die het levenslicht aanschouwde op het lustslot Soestdijk, en den 240 Augustus, den verjaardag van den regeerenden Koning, zijn grootvader, alhier in de Groote Kerk werd gedoopt. Luisterrijk was wederom de plechtig heid, waarin als het ware verleden, heden en toekomst werden gesymboliseerd: de Koninklijke grootvader, nog in de volle kracht des levens; de jonge vader, die het naast tot den troon stond; de jonggeborene, reeds de tweede telg zijner ouders; daarbij de „Oude Prinses”, ’s Konings moeder, als levende herinnering aan een tijdperk dat voor goed was afgesloten, hoeveel was daar te denken en te hopen welk een gejuich, welk een dankbaarheid bij de bewustheid van wat wedergegeven was en de ge dachte aan wat mocht worden verwacht. Was het wonder dat door eene algemeene illuminatie de bevolking van Den Haag,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 437