’t blijft oranje boven
396
Daar stonden, nevens den doopheffer, niet alleen
diens ouders, Koning Willem II en Koningin Anna
Paulowna, maar zijn beide broeders, prins Alexander
en prins Hendrik, zijne zuster, prinses Sophie, dan
prins Frederik met zijne oudste dochter; doch, wie
voornamelijk de aandacht trok, de „Graaf van Nassau”,
de vroegere Koning Willem I, die weinige weken te
voren afstand van den troon had gedaan, de overgroot
vader van den doopeling. Meer bevoorrecht nog dan
prins Willem V, die kleinzoons aan het hart had mogen
drukken, mocht Willem I een achterkleinzoon zien ge-
om zoo te zeggen, zocht een zoo blijden feestdag te verlen
gen tot ver over het aantal uren, door de natuur bepaald!
Gedurende de daarop gevolgde jaren, in het algemeen
een tijd van rijken voorspoed voor het regeerend Huis,
werd nog menige doopplechtigheid daarin hier ter stede
gevierd; zoo in 1824, nogmaals in de Groote Kerk, die
van prinses Sophie, de eenige dochter van Willem II,
welke velen onzer zich nog als Groothertogin van Saksen-
Weimar kunnen herinneren; dan, op 18 Augustus 1828
die der oudste dochter van prins Frederik, prinses Louise,
later Koningin van Zweden, in 1833 en 1836 gevolgd
door dien van ’s Prinsen beide zoons en eindelijk, den
i2en Augustus 1841, door dien van zijne jongste dochter,
prinses Marie, de nog op den huidigen dag hiertelande
zoo hoog vereerde Vorstin van Wied.
Maar wat vooral geheel Nederland stof gaf tot jubelen,
was de doopsbediening, die den 4en November 1840 alhier
in de Kloosterkerk plaats had. Den 4en September te
voren was een Erfprins geboren, oudste zoon van den
toenmaligen troonopvolger; wederom was het een dag vol
vreugde en hope; zoo ooit mocht het toen wel heeten
,,’t Blijft Oranje Boven!”