’t blijft oranje boven
398
brengen, door dat vroegtijdig sterfgeval alom in den lande
verwekt. Maar het jaar daarna mocht weder vreugde
heerschen. Nogmaals werd den Koning een zoon ge
boren, prins Alexander, wiens doop den nn September
1851 in de Kloosterkerk plaats had. De Kroonprins en
deze bleven als laatste mannelijke afstammelingen van
het doorluchtig Huis Oranje-Nassau; beide droegen achter
eenvolgens als vermoedelijk erfgenaam der Kroon, den
titel van Prins van Oranje, maar geen der twee mocht
tot den troon geraken. Nog in den opgang des levens
werd de een na den ander door den dood weggenomen.
Diep onder het leed gebogen, volgde hen de grijze
Koning in het graf.
En toch niettegenstaande die telkens hernieuwde
slagen, toch mocht het heeten
’t Blijft Oranje Boven”
Want, stond daar niet de lieftallige Koningsdochter,
gereed om de kroon te ontvangen, die allicht te zwaar
op hare blonde lokken had kunnen drukken, had niet de
volkomen toewijding eener liefdevolle Moeder zich ten
levenstaak gesteld de jeugdige Koningin tot hare hooge
roeping op te leiden?
Echter, het voegt niet veel te zeggen over de levenden.
En, buitendien het zoude bijkans ondoenlijk wezen in
woorden te willen uitdrukken hetgeen al wat goed en
edel denkt in Nederland voor zijne Koningin gevoelt.
Hoe heeft van hare vroegste jeugd af de teederste liefde
der 'natie Haar omgeven! Hoe is iedere schrede Harer
ontwikkeling met innige belangstelling gevolgd; hoe staat
een iegelijk Haar liefelijk beeld voor den geest als „het
Prinsesje”, „het Koninginnetje”, „de jonge Koningin”;
hoe levendig herinnert men zich Haar eerste verschijningen
in het publiek; Haar eerste deelnemen aan openbare