DEN HAAG IN 1567. In het begin van het jaar 1567 zag het er slecht uit met de zaak van de Vereenigde Nederlanden. De opstand tegen Spanje was zoo goed als onderdrukt. Alleen hadden eenige verbonden edelen, onder wie Hendrik van Brederode, nog een hoop krijgsvolk op de been in den omtrek van het zeer versterkte Vianen (Brederode’s heerlijkheid) en Utrecht. Maar ook Vianen viel 5 Mei 1567 in handen van hertog Erik van Bronswijk, die de poorten afbrak en er een open plaats van maakte. De prins van Oranje beschouwde de door hem verdedigde zaak als hopeloos en verliet het land, en Brederode ver trok met zijn knechten naar Amsterdam, dat door Spaansche troepen bedreigd werd, maar moest reeds spoedig op bevel van de landvoogdes het volk afdanken, en ging naar Duitschland, waar hij weldra overleed. Zijn krijgsvolk trok plunderend door Noord-Holland, verwoestte de abdij van Egmond, en werd daarna ook verstrooid. Een gedeelte trok toen de Zuiderzee over. Zoo was de toestand in ons land in den tijd waarover het hierachter volgende stuk eenige nadereberichten, voorzooveel Den Haag betreft, bevat. Het stuk is een afschrift van een getuigenverklaring, voor burgermeesteren en schepenen van Den Haag in 1571 afgelegd. In het Haagsche archief vond ik het oor-

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 451