SCHOTSCHRIFT
417
OP KONING LODEWIJK NAPOLEON.
zou men dan weer het gewone huismiddeltje gebruiken,
dat is, een nieuwe belasting en dus de strop maar geheel
toegehaald.
Moet men dien verfoeilijken tiran, maar in zijn helsche
aanslagen tegen ons en onze bezittingen maar laate voort
gaan of hem den hals breeken?
Ach zagen onse doorluchtige voorvaderen eens op
Zouden zij niet uitroepen ongelukkig lankmoedig nageslagt
hebben wij daarom ons bloed laate stroomen om U in
slaverny te zien van een fransch despoot, U vaderland
dus van den tiran en tirannie te verlossen, zou ik zelfs
stervende, juichende op het schavot uitroepen, ik hebbe
mijn vaderland gewrooke en verlost”.
De. steller van dit schotschrift zou een paar jaren later
ondervinden, wat eigenlijk een despotische regeering, als
die onder Lodewijk’s keizerlijken broeder, wel vermocht.
Van beide afgescheurde paskwillen werd de copie door
den advocaat-fiscaal bij het Hoog Gerechtshof Mr. J. C.
van de Kasteele met een begeleidend schrijven in dato
3 September naar den minister van Justitie en Politie
Mr. C. F. van Maanen opgezonden. In dit schrijven geeft
Mr. van de Kasteele als zijn meening te kennen, dat, om
tot de ontdekking van den dader te komen, in geen geval
een premie moest worden uitgeloofd. Om een voorbeeld
te noemen had deze maatregel weinig uitgewerkt bij het
verschijnen van het paskwil tegen den raadpensionaris
Van de Spiegel. Voorts werkte dusdanige maatregel het
oogmerk van den vervaardiger maar in de hand, waarom
het in de gegeven omstandigheden hem gewenscht voor
kwam dat alle mogelijke publiciteit om achter den dader te
komen, behoorde voorkomen te worden. Echter kon onder
hands worden geinformeerd of beide stukken reeds hier
en daar besproken werden, alsdan behoorde men door
27