8i HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. Friesland, dat er altijd zijn eigen hof op na had gehouden, zeer nadeelig werkte. Een andere factor was nog, dat het den Prins dikwijls moeilijk viel absoluut vertrouwbare menschen als dwars kijkers te vinden in de gewesten of steden zelf, waar ze hun baantje moesten uitoefenen, en er, ook alweer waar schijnlijk op aanraden van zijn mentor, dan maar iemand van buiten heen werd gezonden. Hierdoor werd de be noeming van een dergelijk vertrouweling meestal nog on wettig ook, omdat ze in strijd was met de wetten, regle menten en keuren van het gewest of de stad zelf. Zoo zien we niet lang na 1770 daar in die landpro vinciën, die stemming van ontevredenheid en misnoegen ontstaan en toenemen, waarvan ik straks reeds sprak. Men moet echter voorzichtig zijn met Prins Willem V hierover al te lastig te vallen. De inwendige regeering was overal zoo wanhopig verward; er stond zoo weinig vast, van al wat in een geregelden staat nu eenmaal vast hoort te staan, dat men het waarlijk een man die zijn verantwoordelijkheid voelt, niet al te kwalijk moet nemen, dat hij er dan maar zelf wat op vindt, om de machine aan den gang te houden. Zou onze kracht in de buitenlandsche politiek niet heele maal verloren gaan, waarvoor men den Stadhouder zeker aansprakelijk zou gesteld hebben, dan diende deze in belang rijke zaken toch te kunnen rekenen op den steun van al die kleine factoren, steden, ridderschappen en gewesten, die te zamen de toch al zoo zwakke Republiek der Vereenigde Nederlanden vormden. Willem V trof het zeker ongelukkig, dat hij niet 100 jaar vroeger leefde, toen het geloof nog een steun was voor iedere absolute heerschappij, hetzij van vorsten, hetzij van heeren regenten. Nu bijna anderhalve eeuw lang twijfel en rationalisme in verschillende vormen het 6

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 90