83 HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. Amsterdamsch en Rotterdamsch koopman zoo slecht, dat hem voorgoed de lust tot lachen verging. Werkelijk, als er ooit van een nationale ramp sprake kan geweest zijn, dan is het zeker die rampzalige oorlog van 1780, die afdoende onze scheepvaart gefnuikt, onzen handel verlamd, onze welvaart geknakt heeft. En in plaats van nu krachtig de handen ineen te slaan, om te redden, wat nog te redden was, begon men overal te harrewarren over de vraag: aan wien de meeste schuld? Helaas het ontging iedereen, dat de beantwoording van deze vraag niet de kostbare lading zou kunnen redden van ook maar een enkel schip, dat in Engelsche handen dreigde te vallen. Bovendien waren althans hier in Holland de bedoelingen van hen, die dit belangrijke vraagstuk wilden oplossen, ook alles behalve zuiver, en hadden zij een leelijk politiek bijsmaakje. Er viel winst te maken, en de Hollandsche Staatsgezinde partij, die het aan zijn voor vaders verplicht achtte, tegen den Prins te zijn, begreep onmiddellijk, dat nu hun politieke invloed vermeerderd kon worden. De slechte gang van den oorlog was voor hen allereerst een politiek fortuintje. Onbegrijpelijk, zal men zeggen, maar men bedenke, dat ook in de Hollandsche steden, voornamelijk in Amsterdam de regenten een kaste waren gaan vormen en dat de nauwe band, die in 1672 de regenten nog verbond met hun broers, dekooplieden, thans was verbroken. Men had er naast den koopmansstand een regentenstand gekregen, gewoonlijk als „aristocratie” gedoodverfd. En nu mogen de fondsen van dien regentenstand wel wat zijn gaan dalen, zij misten dien zucht tot zelfbehoud, die in jaren als 1672 menig koopman-regent tot een minnelijke schikking met den Prins en tot snel handelen had gedreven.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 92