84
HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD.
Frieschen regent
bepaald punt den
Was dus ook hier op de gezichten ontevredenheid te
lezen, het is naar m.m. niet heelemaal ongeoorloofd twijfel
te opperen, of er onder de Hollandsche regenten-aristocratie
geen guiten waren, die het in hun binnenste niet zoo
ernstig meenden, ja misschien wel eens een enkele maal
in hun stille binnenkamer, voor de oogen van de buiten
wacht onzichtbaar, zich de handen hebben gewreven over
de moeilijkheden, waarin de Prins, hun politieke tegen
stander zich bevond. Dit staat vast: in deze jaren is de
oppositie in de landprovinciën, waardoor ook, ernstiger,
principieëler, vooral door de genoemde oorzaken. Trouwens,
de Hollanders van die dagen geven dit zelf toe. Uit
particuliere brieven bleek mij bijv, dat men van Holland
uit, via een Overijselschen patriot, een
bewerkte, om door zijn gewest op een
Prins aangevallen te krijgen; eerlijk schreef hij„Die hatelijke
aristocratie doet hier zeer veel quaed en daer de burgers
der steden nog zoo niet onderdruckt sijn als elders, is
de natie hier nog niet genoeg opgewekt. Ik geloof dat
daerom thans de beste weg is, eerst den algemeenen
vyand met alle krachten te bestryden en daartoe met alle
fermeteit die circulaire missive van Z. H. krachtig te
enerveeren. Niemand heeft daar beter gelegenheid toe,
als Friesland, die in deeze zeer mishandeld is.”
Met dat al had men het echter aanvankelijk niet dadelijk
op den Prins gemunt. Wie was de schuldige? Bij het
beantwoorden van zoo’n vraag is natuurlijk ieder mensch
geneigd om ten minste te beginnen met van zich af te kijken
en den zondebok ergens anders te zoeken dan in zijn eigen
huis. Welnu, één schuldige was heel gauw ontdekt, dank
zij de groote plaats, die hij niet alleen in onze politiek,
maar overal innam, nl. de dikke Hertog, Lodewijk Ernst
van Brunswijk.
Het mocht den Prins niet gelukken voor zijn gouverneur