85 HAAGSCHF. OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. de ruime plaats te behouden, waarop deze zich met zoo veel voorzorgen en beleid had genesteld. Was het hem werkelijk ernst met zijn betoogingen ten gunste van den Hertog? Er zijn er, die gelooven, dat het sommigen in de omgeving van den Prins, met name de Prinses, niet ongevallig was dezen voogd over haar man te zien ver trekken. De verdwijning van den dikken Hertog ging echter maar niet zoo op eens, wel in tempo’s. Voorloopig kregen de Flollandsche regenten niet anders gedaan, dan dat de Hertog den Haag verliet en zich in ’s Hertogen- bosch terugtrok, waarvan hij gouverneur was. Voor den Prins was dit echter geen winst. De aanvoerders van de Staatsgezinde partij waren in Holland de drie pensionarissen van Amsterdam, Dordrecht en Holland: Van Berckel, De Gijzelaar en Zeebergh. Onder hun leiding werd nu voortaan van den Prins zelf over alles op hoogen toon rekenschap gevraagd. Dat men midden in een oorlog wel iets beters te doen had, dan zoo iets, kwam bij de Heeren niet op en toch was het vooral nu het een zeeoorlog gold, hun eigen gewest, dat de kosten betaalde, zoowel direct als indirect, door de overwegende schade juist aan Hollands handel en welvaart toegebracht. Zoo verloopen dejaren 1780,1781 en 1782 hierin Holland, den geschiedschrijver nog altijd treffende, dat men zelfs in de moeielijkste oogenblikken van het leven zijn eigen veerkracht verlamt door kleinzielig gevit en gedoe. Oude, altijd sluimerende quaesties, nog nooit in de Unie beslist, worden op den voorgrond geschoven; zoo wilde men de militaire rechtspraak aan den Prins ontnemen, omdat men er een middel inzag, om den Prins onaange naam te kunnen zijn. Van eenig gemeenschapsgevoel is hier in Holland geen sprake. Zoo werd, nu de Hertog eenmaal uit het gezicht was,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 94