HAAGSCHE OPSTOOTJES IN DEN PATRIOTTENTIJD. 90 wordt zijn naam aangeduid met de letters H.ik durf echter geen conjunctuur maken, daar deze letters op tot nu toe alleen bekend als liedjeszanger op kermissen; de tweede een mijnheer Udeen, een gebannen Zweed, „wiens gezicht (volgens denzelfden schrijver altijd) een teken van deugt draagt, welk men niet dan bij het slegtste janhagel vind”. Wat hier ook van waar zij, zeker is het, dat de beide colporteurs niet veel zaaks waren. Voor den opsteller van het adres werd dadelijk ver sleten een zeer bekende Oranjeklant, Pierre Gosse, de uitgever van de ’s-Gravenhaagsche courant en tal van andere Oranjegezinde bladen. In een verslag over het gebeurde in zijn eigen courant wordt de heer Gosse on schuldig aan het vaderschap van dit initiatief verklaard. Van andere zijde wordt beweerd, dat een zeker advocaat Lulius het adres opgesteld had. Onze colporteurs bezochten verscheidene drukkerijen en andere werkplaatsen, waar ze het werkvolk geld en oranjelint uitreikten en tot een verteering in een herberg ’s avonds uitnoodigden. Een zeker heer, wiens naam ab soluut door hen geheim moest worden gehouden, had daartoe het geld verstrekt. In het pamflet B. v. men deze letters op verschillende manier zou kunnen aanvullen. Zoo kwam men ook aan de geschutgieterij, waar volgens de venijnige opmerking in hetzelfde pamflet, Gosse’s schoonzoon, Jacobus Blom, directeur was, waar het op gelijke wijze toeging. De directeur berichtte dit aan Gosse en vroeg hem de „verteering” ’s avonds te willen bijwonen. Gosse weigerde echter, maar zeide blijkens het officieele rapport, dat hij het volk niet kon verbieden er deel aan te nemen „alzoo de Vrijdag een vrije werkdag was” en hij ook het dragen van Oranjelint niet wilde beletten. Hij voegde er echter aan toe, volgens de Haagsche courant

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1909 | | pagina 99