HET VISSCHERIJBEDRIJF TE SCHEVENINGEN
IN DE TWEEDE HELFT VAN DE i6e EEUW.
De bevolking van de dorpen aan onze Hollandsche
kust als Terheide, Scheveningen, Katwijk, Noordwijk,
Zandvoort, Wijk aan Zee, Egmond, Petten en Huisduinen,
heeft eeuwen lang haar bestaan gevonden in de visscherij
en in hetgeen met die visscherij in verband staat. Van
deze alle hebben zich tot op dezen tijd als visscherijplaats,
Scheveningen, Katwijk en Egmond weten te handhaven
en beide eerstgenoemde hebben thans een vloot, waarop
zij zeker trotsch mogen zijn. De bovengenoemde plaatsen
werden oudtijds genoemd de Zijdsche dorpen of de dorpen
aan de Zijde; in tegenstelling van de Maassteden, als
Vlaardingen, Schiedam en Rotterdam, die zich hoofd
zakelijk toelegden op de haringvisscherij en het maken
van pekelharing, het zoo hoog geroemde Hollandsche
zeebanket. De dorpen aan de Zijde vischten meest op de
kust met kleine schepen, op tarbot, tong, schol, kabeljauw,
schelvisch, enz. Van de wijze, waarop zij hun bedrijf
uitoefenden, is tot heden weinig bekend.
Men weet, hoe alle eeuwen door buitengewoon groote
belangstelling is getoond voor de groote of haring
visscherij meermalen werd zij beschreven en in beeld
gebracht en daaraan is het waarschijnlijk toe te schrijven,
dat het publiek weinig of geen aandacht schonk aan dien