I l6 HET VISSCHERIJBEDRIJF TE SCHEVENINGEN IN DE l6DE EEUW. tuijs comen, die om den harinck waren visghen geweest, alsdan comt ghemeenlyck den scellevisschen met grooter menichte uit het diepe oft daer se God van daen sent, hier op onse kuste van Hollant en Zeelant. Alsoe dat se met grooter menichte gevanghen worden van onse visghers alle de kuste langers. En oock alletemet kabbeljauwen mede onder deze scelvissen, dit is voor die rijcke weeldige luyde, die haest de scelvissen sat worden. Maer den scelvissen es een ghemeen mans spijse. En met desen scelvissen, die na desen tijt zijnen omganck doet op onse landen voorscreven, met grooter overvloed van goet ons gegunt worden, veel binnenlantsche steede mede versche gespyst ende genoet. „En desen scelvisvanck gheduert ghemeenlijck tot halliff January toe, dats gemeenlyck, als men Sint Antonis plach te viere, dat tot Scheveninghe ons patroon plach te wesen ofte ten lancste ghemeenlyck tot February toe, dat es als men onser Vrouwe Lichtmis plach te vieren. En dat ghij geloven moecht, dat den scelvissen soe overvloedich omtrent desen tijt angebracht wort, soe hebbe ik selfs van eenen visscher uit een schip ontfanghen, die ic gecoft (gekocht) hadde van eenen vanck (vangst) twee en dertich hondert scelvissen, die hij met sijn maernoot (compagnon) ghevanghen hadde, goede groote scelvissen.” Volgens Coenen werd de schelvisch zoowel met netten als met hoeken gevangen. Wanneer het eenige dagen achtereen gestormd had, vertoonde de schelvisch zich vooral in grooten getale. Na den storm ging men er dan ook dadelijk op uit met netten en sommige visschers hadden er spoedig meer dan duizend. In die omstandig heden kon de hoek geen dienst doen, want de schelvisch zou het aas niet hebben kunnen zien. Maar een paar dagen later, als het water weer helder was geworden,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 125