Uit alles blijkt, dat de vischrijkdom van de zee in die dagen veel grooter was dan in onzen tijdmaar er waren toen ook geen stoomtrawlers, die bij duizenden, zooals thans, de visch „in het diepe der see, waar Godt se sent” vervolgden en het rustig vermenigvuldigen van de visch belemmerden. HET V1SSCHERSBEDRIJF TE SCHEVENINGEN IN DE l6DE EEUW. 121 wast int Scravenhage in Hollant en quame op onzen dorpe van Scheveninghe speele, gelijck die maniere es, als grote potentate comen in Scravenhage ghemeenlijck tot Scheveninghe comen om den Noortzee te sien. Soe est gheboert als vrou Maria te Sceveninghe was, dat zij van de visgers begeerde in de zee te varen met de visgers visgen en also et in den soomertijt was, datten anders geen visgen te vanghen ware dan dese pieter mannen. En soe sach sy vanghen en hadde in dit visgen een ghenoechte. En sij wolde se omgrijpen, maer die visgers verbooden haer en seijden haer dat waeromme (Dit heeft mijn den visgers selfs vertogen). En sij begeerde dese pietermannen te eeten en sij hadde er groote smake in als men seyde. En sinter dier tijt heeft se den rijckdom mede wille eete en crege daer smaeck in, die in den Hage en Delft woenen, als datse nu in beeter estyme sijn en duerder blijven. Die rijckdom heeft een aert, dat dier is, wel smaekt.” Hoe lang het eten van pietermannen bij den rijkdom in den smaak bleef, weten wij niet; maar wij vermoeden, dat toen de Koningin van Hongarije van het wereldtooneel verdween, de pietermannen weder spoedig hadden afge daan. Ook nu behooren zij tot de weinig gezochte visschen. De Spaansche soldaten, waren ook liefhebbers van pietermannen. Coenen zegt: „als die Spangaers bij ons „tot Sceveninghe lagen, aten die pietermans zeer garen”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 130