122 HET VISSCHERIJBEDRIJF TE SCHEVENINGEN IN DE l6DE EEUW. Ook treft ons de vangst van zomer- en winterzalm en van elft op onze kust. In onzen tijd brengen zij, die met het schrobnet of trawlnet visschen, bij hooge uitzondering een exemplaar van die vischsoort aan. Verder staat het vast, dat een groot gedeelte van de Scheveningsche visschers des zomers deel nam aan de groote of haringvisscherij. Enkelen namen dienst op de buizen die van Rotterdam, Schiedam en Delftshaven uit gingen; Coenen vertelt, dat de Scheveningers ook met hun eigen schepen er op uit zeilden. Ze deden dan de reis met hun pinken naar Schotland, in gezelschap van de buizen en kwamen daarvoor op een bepaalden tijd op de Maas bijeen. Hij zegt daaromtrent „En nu noch bij mijne tijden, dat men noch mede aldaer die buisen vischen (Hitlant en Orckeney) onse Zydenaers naer varen met sceepen, die men noemt pineken ende zijn van 6, 7, 8 en 9 lasten. Van onsen dorpe van Sceveninghe hebbe ic geweten in dien tijt, dat ic mede netten reede boven de 28 stuerluijden, soe met buijssceepen ende booten uter Mase voeren.” „En dese pineken plegen, hier voormaels oock mede clinckerbooten, by der Syde in den herrifst om harinek visschen. En dit word genaemt slabbesceepen, en die harinek worde genaemt slabharinc. En sy brachten se meestal versch aen lant by der Zijde en daervan worde boeken (bokking) of gedroechte of drogen harinek. En dese voeren af soe van Sceveningh, Catwijc, Noortwyc, enz.” De haringbuizen konden 30 tot 36 last haring bergen. Een last was in dien tijd 12 gepakte tonnen of 14 „zee- sticken”, tegenwoordig is een last 14 gepakte tonnen of 17 kantjes. Door het slinken van de visch zijn van de 17 ton in zee gepakt, bij verpakking aan wal maar 14 ton te vullen. Bij den verkoop wordt daarmede natuurlijk rekening gehouden.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 131