van de nieuwe orde van zijn boek spreekt hij NOG IETS OVER ADRIAEN COENEN EN ZIJN VISCHBOEK. Oorspronkelijk heeft er gestaan „na der Helle!” Het schijnt dat in vorige eeuwen dikwerf op de Scheve- ningsche kust zeedieren van bijzonderen vorm en buiten gewone grootte werden gevangen of door de zee op het strand geworpen. Coenen verhaalt b. v. het volgende Coenen was een aanhanger zaken. Op menige bladzijde van met verachting over de „Spanjers.” Bovenal haatte hij kardinaal Granvelle. Bij de beschrijving van het geslacht der serpenten, maakte hij van de gelegenheid gebruik om zijn hart lucht te geven. Men vindt daar een teekening, voorstellende Granvelle, den duivel en zijn dienaar. Deze laatste biedt den kardinaal een pauselijke calot aan. Boven de teekening staat: „Eergiericheit” en ter zijde het volgende rijm: O, Granvelle Fundament van Neerlants quelle, Weest noch Paeus Ende vaert daer mede na u Geselle.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 138