130 NOG IETS OVER ADRIAEN COENEN EN ZIJN VISCHBOEK. Coenen stelde zich niet tevreden met de visschen te beschrijven, hij had ook een verzameling van gedroogde hoeden ghedragen werden, en geustekens ofte geusenap- kens ghenaemt werden. Hij was lang metten snebben omtrent zeven voeten, de ghemeene man noemde hem den geusenvisch, elck meende, dat hij wat sonderlinghs te be- duyden hadde, overmits hij in dese tijdt ghevangen werde, ende dierghelijcke niet ghesien en was in dese landen. Twee dagen daernae wert tusschen Scheveringhen ende Catwijck van ghelijcken eenen sodanigen vissche ge- vanghen, ende worde al ’t landt door gevoert ende men liet hem om geit sien, en de hadde seer veel besiens diegene die hem om voerde, deden groot prouffijt daer- mede. Adriaen Coenensoon, een oudt seeman van Sche- veninghe, die den eersten ghecocht hadde vande voors. Jongheneel, bracht deselve in den Haghe, om uijt te laten schilderen; dan het volck liep met soo grooten hoopen om te besien dat se de schilder niet en conde bewaren of elck nam een van de napghens,. sulcx dat hij geschent werde. Hij seyt in zynen boeck van de wonderbaere visschen op hen gemaect, dat hij in den jare 1546 den 21 October noch eenen soodanighen visch ghehadt heeft, die hij ghecocht hadde omme twee stuvers, ende daerna wederomme vercocht voor seven gulden aen luyden, die se om geit lieten sien, ende noempt se een poelompe. Ende seyt, so hij se in ’t voor schreven jaer 1546 oock niet en hadde ghesien gehat; dat hij ’t voor wat wonders ende voor een miraeckel soude hebben gehouden, overmits sy even in dese tydt dat soo- danige napkens gedragen werden bij die van de religie, gevangen wert.”

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 141