140 EEN AANZIENLIJK KATHOLIEK HAGENAAR IN DE l8I,E EEUW.
Van de Spinny hangt een groot schilderij op ’t gemeente
museumde Haagsche Magistraat van 1759.
Bij den intocht van een keizerlijke grootheid hing van
uit diens koets volgens gebruik een lang touw. Misdadigers,
welke in staat waren een eind van dat touw in handen
te krijgen werden dan begenadigd ter gelegenheid van
den intocht. Maar vóór nog iemand het touw had kunnen
bereiken was het reeds door kwaad Aagje” doorgesneden,
zoodat gene begenadigingen konden worden verleend.
Naast dezen hing het portret van zijne huisvrouw
Jacobmina Van Ruyven van Tetrode, ambachtsvrouwe
van Pendrecht; twee zeer fraaie portretten van een onbe
kenden meester uit de i6e eeuw. Verder vier portretten,
geschilderd door Van Ravensteyn tusschen de jaren 1614
en 1626, voorstellende Cornelis Boot en Helena de Pottere
en Jacob van Paffenrode, drossaard van Gorkum en
Wilhelmina van Arckel. Dit waren wel de voornaamste,
maar er hingen nog tal van andere, o. a. eenige van
Vollewens. In deze kamer stond ook een secretaire, waarin
de heer des huizes, eigenaardig in deze omgeving, zijn
familie-papieren bewaarde, waarbij hij in 1759 een concept
testament voegde.
In zijn woonkamer had Mr. H. v. P. den grooten portretten
van zichzelf en zijn tweede vrouw, Mathilda Boot, een
plaats ingeruimd, daar deze op meer moderne wijze in
gouden lijsten waren gevat en ook door hun i8e eeuwsche
behandeling allicht beter werden gewaardeerd buiten de
omgeving der oude meesterstukken. Zij waren geschilderd
door Guillaume de Spinny, die omstreeks 1756 in den Haag
zeer gezien was in hooge kringen, daar hij goede portretten
maakte en misschien ook wel ten deele, omdat hij weinig
omgang had met zijn collega’s. In dezelfde kamer hing
verder nog een groot portret van den oudsten broeder