P. den tuin van zijn
J) Haagsch Jaarboekje 1891. p. 36.
EEN AANZIENLIJK KATHOLIEK HAGENAAR IN DE l8DE EEUW. I43
Paulus, waarop ik nader terugkom als de medestichter
van het R. C. weeshuis, den 3oen Sept. 1730. De kinderen
hadden in hun prille jeugd nog al eens last van de „poxkens”
en waren daaraan dan „doodelijk siek en blind.” Helaas,
eerst in 1768 kon Mr. H. v. P. zijn bibliotheek verrijken
met een boekje, verkrijgbaar bij de wed. O. van Thol Zn.,
waarin op de voorbehoedmiddelen tegen kinderpokken werd
gewezen, nl. „Kleyn .samenspraak]e tussen Lijsje Moeyal
en Kaatje Weetgraag, twee vrouwen, vaarende van den
Haag naar Delft, over de inenting der kinderpokjes.” ‘j
In Maart 1737 trachtte Mr. H.
huis in de Molenstraat te vergrooten en vond daartoe
gelegenheid door aankoop van een stuk grond belendende
aan de Prinsenstraat, waardoor hij een koetshuis en stal
kon verkrijgen, die door den tuin gemeenschap met zijn
huis hadden. Aan den kant van de Prinsenstraat werd
dan de tuin door dien stal en door een oranjerie met
tuinhuis van den weg gescheiden, eene afscheiding, die
in den loop van tijd niet zeer veilig bleek te zijn. De
acte van verkoop van dien grond dd. 1 Maart 1737 luidde
woordelijk als volgt„Joost Philip du Tour gehuwd met
Elisabeth van Assendelft en deselve E. van Assendelft
voor haar selve en procuratie hebbende van haren be-
huwdbroeder Carel Daco, grave van Aumale, gehuwd met
Anna van Assendelft, kinderen en mede erfgenamen van
Mr. Paulus van Assendelft in leven burgemeester dezer
stede, verkoopen aanMr. Reynier Bernard Hoyinck van
Papendrecht, advocaat voor den Hove van Holland, een
huys en erff met zijn thuyn en oranjehuis aan de O.zijde
van de Princestraat. Belentoostwaarts op van de straat
tot aan het erff van den cooper ter lengte van 84*72 voet.
2 n. n. en den commies Greijn en ter lengte van 39’/a voet