EEN AANZIENLIJK KATHOLIEK HAGENAAR IN DE l8DE EEUW. 145
„veel tin en oock van de meyssens verscheyde goederen
„gestoolen.
Dit laatste was nog al duidelijk. De nieuwe oranjerie
was in den tuin, uitkomende met een koepel in de
Prinsenstraat, destijds nog een smal stil straatje. Was
eenmaal de waarschijnlijk niet zeer soliede sluiting der
koepel verbroken, dan hadden de dieven door de oranjerie
en den tuin vrijen toegang tot de achterzijde van het
huis, waar zij allereerst de keuken vonden.
Uit deze laatste aanteekening blijkt tevens, dat Mr. H. v. P.,
als suppoost van den Hove, deze eenvoudige diefstal be
schouwde als te behooren tot de jurisdictie van het Hof.
Ik vind nergens vermeld, dat hij van die inbraken
10
„16 Aug. 1752. Den selven nacht, toen wij des morgens
„vertrocken waaren naar Haarlem zijn wederom dieven
„in mijn thuyn geweest; die in de keucken wederom
„hebben begonnen in te breecken, edogh zijn alsdoen
„gestoordt geworden door het bellen van een persoon die
„bij onze absentie mede in huys soude slaapen en als-
„doen ’s nachts omtrent een uure eerst was gekoomen en
„hertelijck belde, wanneer die dieven reeds beesigh waaren
„met breecken.
„29 Oct. 1753. Van desen nacht zijn bij mijn wederom
„dieven geweest, die vehement hebben gebroocken en in
„de keucken wederom het tin etc. etc. hebben gestoolen.
„Des anderen daaghs ’s middaghs tusschen 12 en 1/2i
„zijn heeren commissarissen neffens den heer fiscaal en
„een secretaris van den Hove, geadsisteert metten eersten
„deurwaarder Grooneman bij mijn inspectie comen neemen
„van de gedaane breucken en op wat wijze zij op mijn
„erfift en in mijn huys waaren gekoomen.”