8
April 1622 zijn tienjarig dochtertje
en kost bij een kleermaker. De
UIT DE PROTOCOLLEN DER ITAAGSCHE NOTARISSEN.
niet de caert ofte dobbelsteenen speelen tot schaede,
prejudicie off nadeel van sijn voorn, meester; als oock hem
niet te begeven bij lichtvaerdige vrouwenpersoonen ofte
eenige wijnherbergen ofte tappershuysen”hij zal ook
geen handel mogen drijven; „desgelijck sal de voornoemde
Antoni Bernardussijn meesters huys bij dage ende bij
nachte niet mogen uytblijven” (N°. XII).
Of wij in het volgende geval met een leercontract te
doen hebben, is twijfelachtig (N°. XIII). Een Haagsch
burger besteedde den 2
voor vijf jaar in huis
kleermaker zal Elsje verzorgen en ook „op te trecken
in alle goede policie ende ordre”, waartegen de vader
voor kleeding zal zorgen. De eerste twee jaar zal de
vader voor haar telkens dertig gulden betalen. Maar
daarna blijkt Elsje voldoende diensten te kunnen verrichten,
waarmede zij haar verzorging kan betalen. Welke plaats
zij in het huisgezin van den kleermaker zal innemen,
blijkt uit de haar opgelegde verplichting om de leden
daarvan „te obedieren ende gehoorsamen als een kint
ende dienstmaecht schuldich is ende behoort te doen”.
Wij zullen den nadruk wel moeten leggen op deze
tweede qualiteit en mogen aannemen, dat Elsje meer
dienstbode dan kind van huis is geweest. Klachten over
haar behandeling werden bij voorbaat onontvankelijk ver
klaard; den vader was uitdrukkelijk verboden ,,’tsijdoor
eenige dachten van een slach oft woorden (gelick sulcx
wel geschiet) ’t selve van daer te nemen off daeronder
eenige actie te soecken”. Elsje’s lot schijnt ons niet
benijdenswaard.
Een moeder, die haar zoon voor zijn leven lang in
het tuchthuis besteedt, vinden wij in de volgende acte
(N°. XIX). De zaak is evenwel minder bedenkelijk, dan zij
schijnt. Wij hebben hier waarschijnlijk met een ongelukkigen