9
eenige mili-
de Fortifi-
P Het stuk is van 1630. Met het tuchthuis kan dus niet bedoeld
zijn het eenige jaren geleden afgebroken tuchthuis op de
Prinsengracht; tot den bouw werd eerst in 1659 besloten. Vgl.
Kock in Die Haghe, B. en M., 1903, 195 vlg. Bedoeld zal zijn
het Dolhuis in het Slijkeinde, in 1607 gesticht. Vgl. Broes van
Heekeren, t. a. p. 62 vlg.
2) Klapbusmaker.
UIT DE PROTOCOLLEN DER I-IAAGSCHE NOTARISSEN.
krankzinnige te doen, die in het „Dul ende Tuchthuys”
wordt opgenomen, waarvoor zijn moeder 200 gulden
ineens en verder 100 gulden per jaar zal moeten betalen.
Waarschijnlijk, maar niet zeker; want het was niet onge
woon dronkaards en prostitués op verzoek der bloedver
wanten in het Dolhuis op te sluiten.
Een stuk als het volgende (N°. XV) zal in Nederland
wel tot de zeldzaamheden behooren. Het is de emanci
patie van een slaaf, waartoe Abraham d’Azevedo den
26 Augustus 1661 overging. Deze slaaf, Anthony Aerde
geheeten, was in 1648 of 1649 door hem gekocht „op
’t Recijff van Farnambucque” voor de som van 200 gul
den. Blijkbaar was de slaaf later mede naar Nederland
gekomen; hij zal een huisbediende zijn geweest. Bij acte
verklaarde nu zijn meester hem „t’ ontslaen ende te stellen
op vrije voeten om elders sijn proffijt te soecken, daer ’t
hem believen ende goet duneken sal.”
Naar gewoonte volgen op de civiele weer
taire dienstcontracten. Een „contrerolleur van
catien der Vereenichde Nederlanden” neemt in 1642 een
conducteur in zijn dienst voor den tijd van vier jaren
(N°. XVI). Van meer belang is het volgende contract.
De Portugeesche gezant in den Haag, Z. E. Francisco
de Sousa Continho, sloot den 4 Maart 1645 een overeen
komst met een zekeren Michiel Timmerman, „vuyrwer-
cker ende tegenwoordich petardier 2)” te Sas van Gent.
Als zoodanig wordt hij dan ook voor drie jaar door den