J74
De Geschiedenis der Leidsche Lakenindustrie I. De Middel
eeuwen, door mr. dr. N. W. Posthumus. Den Haag M. Nijhofl'1908.
2) R. Geschiedk. Publicaties VIII. Bronnen voor de Gesch.
der Leidsche Lakenindustrie I. 1333—1480, door mr. N. W.
Posthumus. Den Haag M. Nijhoff 1910.
DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG II.
geheelen bouw van het bedrijf, dat onmogelijk zóó ont
wikkeld kon wezen als wij het aantrofifen, indien niet op
een afzet in het groot gerekend mocht worden. De twijfel
aan de juistheid dezer stelling van enkele zijden aan
vankelijk geopperd, deed mij besluiten mijn onderzoek,
dat zich uitsluitend tot de productie had beperkt, ook uit
te strekken tot den handel, waar de bewijzen voor mijn
beweren zouden moeten worden gevonden. Voor dat ik
echter daarmede gereed was, kwam het werk van mr.
Posthumus uit over de Leidsche lakenindustrie en daarin
werd, ook op grond van mijne publicatie niet slechts,
aan de Haagsche nijverheid de haar toekomende plaats
geschonken, maar ook juist het verschijnen van haar
product op de wereldmarkt d. w. z. het gebied van
de Hanze erkend en bewezen. Het geluk was mij dus
dienstig, maar aan den anderen kant maakte dit boek de
publicatie der door mij reeds grootendeels bijeengebrachte
bouwstoffen voor een geschiedenis van den Haagschen
laken/irtwife/ min of meer overbodig; een groot deel toch
dier bouwstoffen is ook voor Leiden van belang en mr.
Posthumus behandelt ze dus evenzeer, terwijl hij ze ook
afdrukken zou in zijne, (trouwens terwijl ik de proeven voor
dit artikel corrigeer reeds verschijnende) bronnenpublicatie2).
Een en ander bewoog mij toen om van het voortzetten
van mijn werk en het persklaar maken voor den jaar
gang 1909 af te zien. Sedert echter ben ik van inzicht
veranderd. Nu eenmaal in deze verzameling van studies
over onze plaatselijke Haagsche geschiedenis een zoo
groote ruimte gewijd is geweest aan de draperye” als