IO
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
gezant namens den koning van Portugal in dienst ge
nomen. Hij zal verplicht zijn „hem in de conste off ampt
van vuyrwercker ende petardier naer behooren te quijten,
te weeten in groote, cleyne ende hantgranaten, vuyrballen,
sprincktonnen, stormkransen, stormspiesen ende brant-
scheepen uutte wercken, ende mede als petardier groote
ende cleyne petarden te gebruycken, daer het van noode
sal zijn, tegens den vijant.” Zijn loon zal 150 gulden per
maand bedragen; als kosten van uitrusting zal hij 100
gulden ontvangen en bovendien „vrije passage ende mont-
costen”, „mits eetende in de kajuit met den schipper”;
verder zal hem een voorschot van drie maanden gage
worden gegeven (N°. XVII).
Hoe men met de officiersplaatsen in het leger der
republiek omsprong, leert de volgende acte (N°. XVIII).
In de compagnie van kapitain Waddel diende als luitenant
jonker Willem Vos. Deze kwam evenwel te sterven, zoodat
de luitenantsplaats kwam te vaceeren. Sollicitant daarvoor
was jonker Johan van der Camme, adelborst in de com
pagnie van den graaf van Hoorne. Wat doet hij nu om
de luitenantsplaats te verkrijgen? Hij solliciteert niet bij
de bevoegde militaire autoriteit, maar hij sluit den 4 Au
gustus 1630 een contract met de broeders en zusters
van den gestorven Willem Vos, die blijkbaar als de recht
matige bezitters van het ambt worden beschouwd; het
ambt is nog steeds een privaat bezit, geen publieke functie.
De koopprijs van de luitenantsplaats was 1300 gulden.
Dat de geheele transactie zonder wettelijk bezwaar kon
worden aangegaan, bewijst wel het feit, dat de griffier
van den Raad van Brabant en een advocaat voor den
Grooten Raad van Mechelen als getuigen optraden.
Uit het vorige stuk zou men opmaken, dat het ambt
van officier in den tijd der republiek zeer begeerens-
waard was. Er waren evenwel soms zwarigheden, die de