i79 DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG II. bewijzen wordt gestaafd, die méér in dat opzicht beteekenen dan de stukken, die ik hierachter afdruk, en waarop Posthumus zijn oordeel grondt. Men zal toch zien dat één geval, waarop ik terug kom, daargelaten de bewering, dat Haagsche drapeniers het bedrog plegen nimmer, noch door Leiden, noch door de Hanze wordt geuitde bedriegers schuilen onder de opkoopers. Als wij eraan herinneren, dat de drapeniers nog niet zelf hun waren in „Oestland” gaan brengen, maar op de meest nabijzijnde markten Duitsche kooplieden ontmoetten, dan wordt het bedrog door Haagsche drapeniers vrijwel iets onmogelijks: daarvoor was men in die kleine marktmaat schappij toch te veel bekend, dat men als Hagenaar zonder argwaan te wekken Leidsche lakens verkoopen zouEn men kan er verzekerd van zijn dat de Leidenaars niet zouden hebben nagelaten om den naam van den falsificator terstond en in wijden kring te verbreiden. Zooals zij dat trouwens éénmaal hebben gedaan met een werkelijk uit den Haag afkomstig drapenier, nml. Ever Dirckx die echter vroeger te Leiden woonde De man, die wellicht reeds in zijn oude woonplaats geen gunstige reputatie had, was naar den Haag vertrokken en had daar geknoeid. Nog voor Leidenaar bekend, was hij er in geslaagd in Amsterdam een paar Haagsche lakens voor Leidsche te verkoopen. Maar het was hoe moeilijk de ontdekking ook wezen mocht volgens de klachten van de Hanze vrij spoedig gemerkt en te Leiden bekend geworden. De snelheid, de kordaatheid, waarmede de Leidsche regeering optrad, is waarlijk be- wonderenswaardigin weinig dagen had haar vertegen woordiger de zaak in Amsterdam onderzocht, het paar lakens teruggekocht van den kooper, ze mee naar Leiden en daarna naar den Haag gebracht, waar de klacht direct bij het Hof werd aangegeven, met dit resultaat, dat,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 192