i8o Zie daarover reeds Drap, I Bronnen 3. DE DRAPERYE” VAN DEN HAAG II. zoodra men daar overtuigd was, de Procureur-Generaal den schuldige indaagde.1) Leiden ging nog verder en zette zelf den voortvluchtige na te Utrecht, te Kampen, te Amsterdam. Tevergeefs. Maar Leiden deed nog meer. Het zond de lakens eerst naar de Groninger Hanze- vergadering, daarna naar den Hanzevertegenwoordiger in Brugge, om met de bewijzen te laten zien hoe slecht de Hagenaars waren, en waaraan men denken moest, wanneer er geklaagd werd over vermindering van de qualiteit der Leidsche lakens. Men bewaarde de bewijs stukken goed en sleepte ze zelfs nog in 1463 en 1464 mede naar de Hanzedagvaarten (n°. 17 en 18), totdat de mot er in kwam en ze tenslotte gebruikt werden tot pakjes voor de bewoners van ’t Dolhuis (n°. 33). Het wil mij voorkomen, dat men van dit geval niet zooveel werk en drukte zou hebben gemaakt, vijf jaarlang! als ’t niet zeldzaam geweest wasEn, in ieder geval de eigenlijke Haagsche drapeniers gaan hierbij toch ook nog vrij uit. Maar intusschen had Leiden door deze zaak haar zin toch nog niet dadelijk gekregen, er moesten vijf jaren verloopen voor den Haag werkelijk toegaf. Toen op de dagvaart te Hamburg in het najaar van 1465 (n°. 21) door Leiden was geklaagd, dat den Haag zich niet ge stoord had aan den door de Hanze te Lubeck in 1461 geuiten wensch, dat het de lijsten dat is de zelfkanten van zijn lakens breeder zou maken (nos. 12, 13, 14 en 15) besloot de Hanze om de Haagsche lakens, te beginnen met Lichtmis (2 Febr.) 1466, van de markt uit te sluiten. Dit besluit, waarvan de nadere overweging de lakens van Ever Dircsz. weer in herinnering brengt en vertelt dat een Leidsch laken wel 4 gulden méér waard was

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 193