18a DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG II. maar ook door den Haag „wilkoret” is. Den 28 October kreeg den Haag daarover weer een brief van de Hanze (n°. 33). Leiden was zóó blij over den steun dien het in zijn strijd tegen den Haagschen concurrent ontving, dat het in hetzelfde jaar Jan Bracht, „der stede van Lubeck hoir sindicus”, omdat hij de stad zoo „behulpich” ge weest was, ook „int stuck van den differens ende onder- scheyt van den Haigschen lakenen”, beschonk met een extra mooi stuk paars laken (nu. 33). Het is wel aan te nemen, dat den Haag, nadat het eenmaal de keur had gemaakt, trachtte de naleving ervan te verzekeren, en de vrij krachtige ontwikkeling van de industrie juist tusschen 1470 en 1480 doet vermoeden dat aan den handel verder geen bijzondere belemme ringen zijn in den weg gelegd. Wel moest het met de andere Hollandsche steden de pogingen der Hanze dul den om de eigenlijk steeds bestaan hebbende stapeldwang krachtig ten uitvoer te leggen; tusschen 1471 en ’74 (n°. 35) gaf dit streven van het machtige handelsver bond heel wat belemmering, maar nadat het bij den vrede in het laatstgenoemde jaar, de stapeldwang moest laten schieten, haalden de Hollandsche kooplieden de schade weder in. Nadat eenmaal de twist met Leiden was bijgelegd is er geen aanleiding meer om op de Hanzevergaderingen veel over de Haagsche draperie te spreken, en wij vin den ze dan ook maar sporadisch in de gedrukte bronnen voor de Hanzegeschiedenis vermeld; Slechts dit valt op te maken, dat de Haagsche lakens onder de mindere soorten toch nog een vrij goede plaats innemen. Zoo wordt er te Lüneburg bijv, een tolrecht van geheven dat lager was dan voor de Leidsche en Engelsche lakens, maar hooger dan voor die van andere plaatsen. (N°. 36). In 1482 vinden wij een klaagschrift over de Leidsche,

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 195