laeckensche brouck met vier brede goude ende silvere
passementen, een paar zijde hoosen ende hoosebanden
met goude canten, noch een roode scharlaecken rock,
gevoert met root fluweel met goude knoppen daerop,
daertoe een goutlaecken wambas met een roode gefigu
reerde caffa brouck met goude trensen geboort, noch een
wit ermosijne wambas ende een oraigne fluwele brouck,
dit alles met goude ende groene sijde knoppen beset.”
Eindelijk had de kapitein Basse van hem voor 161 gulden
nog gekocht „een swart satijne cleet gesneden op twee
coleuren, armosijn met rode sijde hoosen ende hoose
banden met goude canten.” Als bijdrage tot de kennis
van de schitterende militaire kleeding van die dagen is deze
opsomming van belang. Hoe armoedig steken onze heden-
daagsche militairen in hun doffe, sombere uniformen bij
die vroegere weelde af!
Van het leger naar onze oude, roemrijke schutterij is
de stap zeker niet te groot. In 1635 was ,,’t collegie der
tambourijns van de Cloveniers-Schutterij” in den Haag onte
vreden over de regeling der nieuwjaarsfooien en andere
„prouffijten”. Welcke prouffijten sommige van hun collegie
alleen altoos hebben genoten ende d’andere daarop sien,
ende oversulcx causeerde een groote oneenicheyt ende
scheuringhe, ’tgene deselve voorgenomen hebben, soo
veel doenlijck es te zullen weeren”. Daarom stellen zij
bij notarieële acte een nieuwe regeling van deze gewichtige
materie voor aan Schout, Burgemeesteren en Regeerders
van den Haag. Wie benieuwd is van dit voorstel kennis
te nemen, vindt het hierachter (N°. XXI). Dat de manhafte
Haagsche tamboers geen gemakkelijke klanten waren en
bij gebrek aan werkelijken strijd hun dapperheid aan
elkander koelden, blijkt bovendien uit een paar bepalin
gen, die evenzoo bij deze gelegenheid werden gemaakt.
Vooreerst: „nyemandt sal vermogen ten tijde van onse
12 UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.