205 de stede van Holland to daghen weren, opembar seghen bij twen Hageschen lakenen, dar de Leydesche lode unde segele an de Hagesche lakene gesteken weren unde vor Leydesche lakene vorkoft werden, dar de kopman by bedrogen wart. Dat dit gewandelt werde is grotlich van noden. H. Rec2. V. 717. (Posth. Br. 358). 23. 1465 Oct. Brief van de Hanse aan de Holl. steden en des Hertogs Raad in den Haag: (herinnerd wordt aan de sedert vele jaren geuite klacht over het bedrog, dat door verwisseling van Haagsche en Leidsche lakens gepleegd wordt en aan den evenzoo vaak gestelden eisch, dat) „den Haag alsulke differencien unde underscheet in juwe lakene maken in de liisten van der lenge der laken tom ende uth, de men nicht afsniden noch uttreken en mach, so wii juw dat claerliken voertides oversanden, up dat men de difi'erencie wiste twis- schen en Hagensch unde Leidesche laken, up dat nemant darbii bedrogen noch defraudeert en worde; (hebben nu be sloten de Haagsche lakens na Lichtmis op een boete van 6 r. g. voor elk laken te verbieden) twe deme melder unde veer der stad dar se gebracht unde beslagen werden to vorvallende (verlangen dus dat den Haag), „upp dat juwe lakene oren loep beholden, de vorbenomede difi'erencie in juwe lakene maken, so vorgeroert wert, wente id juw nicht hinderlik noch schedelik en is in ghenen saken. (zij zullen anders hun besluit ten uitvoer leggen). (ms. te Keulen, waarboven: Nuncii cónsulares an de drepenirs in den Hagen unde an alle andere stede van Holland, de in den Hagen plegen to vorgadderen, mutatis mutandis an den rad in den Hagen). H. Rec.2 V. 725. (Posth. Br. 359). DE „DRAPERYE” VAN DEN HAAG II. 24. 1465 Dec. 4. Op den 4 dach in Decembri quam tot Leiden een bode van den steden van der Duitscher Henze mit brieve an der stede van Leyden, dat die van der Hage hoir lysten van den lakenen noch eens so breet maken souden als zij nu zijn Tres, Rek. Leiden 1465 Nov. 10 1466, (Posth. Br. 364.) 2) Gelijkluidend verhaald als in no. 19.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 218