HAAGSCHE STRAATNAMEN.
24I
l6
1) Notulen van Burgemeester en Wethouders 21 Augustus
1844.
dezer stad als voor de vreemdelingen, zal ontstaan, indien
niet alleen de huizen met een nummer worden onder
scheiden, volgens de orde, in welke zij staan op die
gragten, of in die straten en stegen, waar zij gelegen
zijn (welke nommers vóór korten tijd dadelijk op ieders
huis zijn gesteld geworden). Maar ook indien de namen
van iedere gragt en straat op de hoekhuizen van dezelve
gragten en straten worden gesteld; en besloten hebbende,
ook dat gemak aan hunne medeburgers te bezorgen,
maakt bij deze allen én een iegelijk bekend dat er binnen
weinige dagen een begin zal gemaakt worden met de
bordjens, waarop de namen van de straten en gragten
geschilderd zijn, dadelijk aan de hoekhuizen aanteslaan.”
In Januari 1844. was men dan eindelijk ook in den
Haag begonnen met het plaatsen van ijzeren naambordjes,
waarop met duidelijke letters de naam van de straat of
van de gracht vermeld stond. Bij die gelegenheid was geble
ken, „dat er eenige straten, grachten en pleinen binnen
deze stad bestonden, welke of geen bepaalde namen of wel
meer dan een bezaten, of wier namen door tijdsverloop
geheel verbasterd waren.” Burgemeester en Wethouders
oordeelden het daarom noodzakelijk om die namen op een
wettige wijze te constateeren en besloten daarom „de
namen der straten, grachten en pleinen bij deze voor het
vervolg te bepalen gelijk die thans op de van stadswege
op al de hoeken geplaatste naamborden worden aange
troffen, overeenkomstig een daarvan gearresteerden leg
ger”. Van dit besluit werd den ingezetenen bij publicatie
kennis gegeven.
Na deze uitweiding keeren wij tot het boekje van den
heer Van Zuiden terug.