267 HAAGSCHE STRAATNAMEN. waarover de edelen zoodanig gebelgd waren, dat zij be sloten hadden den graaf, bij de eerste gelegenheid de beste, van kant te helpen waartoe zij hem hunne op wachting zoude maken, als zij den graaf alleen des avonds in het bosch zagen wandelen. Negen edelen, hebbende aan hun hoofd den Baron Van Bergeijk, vielen hem aan, eerst met scheldwoorden en de bitterste verwijtingen, daarna met hunne zwaarden. Floris, mede gewapend zijnde, verdedigde zich dapper, doch tegen de overmagt niet bestand, en zeer vlug ter been zijnde, zocht hij zijn behoud in de vlugt. Bijkans aan het einde van het bosch ontmoeteden hem eenige visschers van den Visschersdijk', deze omringden den graaf, hoorden met schrik hetgeen hem bejegend was en geleidden hem veilig naar zijn hof. Vervolgens, hunne medevisschers van den dijk gewaar schuwd hebbende, trokken zij met stokken en haken ge wapend, naar het bosch, waarin de edelen nog rond dwaalden, vermoedelijk naar den hun ontvlugtten graaf zoekende; de visschers omsingelden hen en bragten zeven van de negen edelen en daaronder Bergeijk zelven, de eene meer de andere minder gewond, gevangen op het paleis van- den graaf. Wat van hen geworden is, of welk vonnis over hen is uitgesproken, was nergens gebleken men vermoedde evenwel, dat Floris, ten einde zich niet verder gehaat te maken, hun deze feitelijke aanranding zal hebben vergeven, want men had den naam van Bergijk nog aangetroffen op de lijst der ridders en edelen, die aan een tournooispel hebben deelgenomen, hetwelk deze zelfde graaf, slechts weinige maanden voor zijn dood, in den Haag heeft gegeven.” In het vinden van een behoorlijke straf voor deze snoodaards schijnt zijn phantasie te kort te zijn geschoten, of heeft hij zijn lasterrijke aantijgingen jegens den goeden graaf Floris willen goedmaken door hem een groote dosis

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 285