291
HAAGSCHE STRAATNAMEN.
Hij zinspeelt dus hier op de afleiding van den naam
uit luierdoek en hoewel het niet bekend was, dat schetel-
doek anoniem was met luierdoek, zoo is dit toch meer
dan waarschijnlijk vooral daar het Friesche skiteldoek
schijteldoek in den zin van luier wordt gebezigd. Daar
nabij de Scheteldoekshaven, verbasterd in Schedel-
doekshaven veel bleekerijen waren en de luier in deze
volksbuurt een voornaam bestanddeel van de wasch zal
hebben uitgemaakt, komt het mij zeer waarschijnlijk voor,
dat de gracht daaraan haar naam zal hebben ontleend.
„Lach niet om mij, noch spot. Al moge ik kwalijk rieken
Ik bied u ’t water, dat der voedsters hand verfrischt.
Bronwater heb ik niet, maar zijn de luierdoeken,
Van vorsten zindlijker en helderder dan ’t mijn?”
Scheelhoekshaven nooit voorkomt. Indien wij evenwel bij
Constantijn Huygens te biecht gaan, krijgen wij m. i. de
juiste verklaring.
Huygens maakt er namelijk het volgend rijmpje op.
Hij zet er boven Fossa Sparganaria Schetel-doecks-
haven en in een andere uitgave Schotelsdoeckshaven.
Beide namen komen afwisselend voor.