22
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
geheele notarieële acte vult (N°. XLVIII). In het West-
einde stond in 1656 een herberg, waar Claes Janssen
Libbe waard was en die den diepzinnigen naam de
„Werelt voll arbeyt” droeg. Op den 18 September van
genoemd jaar kwam daar een zekere Robbert Steuyt
den waard vragen, „off hij sijn beer wel achter op zijn
erff mochte vastleggen voor een dach twee ofte drie
ten langsten alsoo hij Robbert eens moste ’t Amster
dam wesen”. De waard was weinig geneigd den onguren
gast te herbergen en antwoordde dan ook: „Neen geen-
sints, ick en begeer den beer hier niet ende wil daarmee
geen doen hebben”. Niettemin had genoemde Steuyt de
brutaliteit „met denselven beer naer achteren op het erff”
te gaan; daar legde hij den beer aan een voor dat doel
ingeslagen paal vast. De waard, op het geval toege
schoten, protesteerde nogmaals: „Ick heb den bruy van
den beer, ick wil daermede geen doen hebben ofte eenige-
schade van lijden.” Steuyt stelde hem gerust en ging
heen. Maar de twee, drie dagen verliepen en groeiden
zelfs aan tot vier weken „sonder datter middelertijdt bij
den voorn. Robbert Steuyt daernaer is omgesien ofte
getaelt.” En om de smaad van den herbergier nog te
vergrooten, verscheen een kameraad van Steuyt ten too-
neele; maar hij was even onaandoenlijk als zijn vriend;
toen de waardin hem toevoegde: „Seght tegen Robbert
u kameraet, dat hij den beer wechhaelt, ofte wij sullen
hem laten doot schieten”, ging onze kameraad „al lachende
ende den draeck daermede steeckende” heen. Hoe lang
de beer daar nog tot overlast van den waard achter
de „Werelt voll arbeyt” heeft gelegen, meldt de ge
schiedenis niet x).
Dat wij hier met een werkelijken beer en niet met een
varken te doen hebben, blijkt uit den geheelen samenhang.