24
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
comparante omtrent een jaer geleden haer man heeft
verlaetenende bij een ander in huyshoudinge heeft begeven
ende alreede daermede een kint verweckt met meninge
ende intentie omme voortaen met denselven te leven ende
den voorseijden Abraham Vosch te verlaeten”. Bij zulke
verhoudingen is het begrijpelijk, dat partijen echtscheiding
verlangen, gelijk zij dan ook beide verklaren (N°. LI).
Een veel beter en treffend getuigenis aangaande haar
huwelijksleven gaf den 19 Augustus 1643 vrouwe Catharina
Maria van Cats, huisvrouw van Jonkheer Aelbert van
Raephorst, heer van Raephorst. Zij verklaarde op verzoek
van haar man, „dat sij comparante tot noch toe met haer
meergenoemden man in alle lieffde, eenicheijt ende vreede
heeft geleeft ende noch is levende sonder datter oyt
tusschen henluyden eenige de minste onlusticheyt, questie
ofte moyten ’.t sij met woorden ofte andersints is geweest
sonder dat oock sij comparante eenige de minste redenen
heeft van miscontentement over haeren voornoemden
man” (N°. Lil). Waar de notarieële protocollen zoo dikwijls
menschelijke zwakheid en ook verdorvenheid aan het licht
brengen, is zulk een eervol getuigenis over een gelukkig
huwelijksleven een aangename afwisseling.
Het sluiten van huwelijken leverde voor de Overheid
een niet onaanzienlijke bate op. In ieder geval was die
aanzienlijk genoeg om de heeren te nopen een overeen
komst te sluiten over de verdeeling daarvan. Den 24 Mei
1653 onderteekenden de vier burgemeesters van den Haag,
Joost van der Linden, Mattheeus de Bije, Claes Cornelisz.
van Adrichem en Johan Stalpert, met hun extraordinaris
bode, Franchoys van Keppel „int minnelijck ende met
vrientschap” een contract aangaande „de prouffijten, die
alle weecken bij een ende elcxs van hen, die het zijn
beurte alsdan soude mogen zijn op te passen, werden
ontfangen soo van bruydegoms, bruyts, vercoopingen van