HAAGSCHE STRAATNAMEN. 312 Noordeinde. Op de plaats van het zoogenaamde Rijkeluishofje in de Zee straat tusschen Sophialaan en de villa van den heer E. Deen. In het volgend jaar werd de eigendom van dit slop door de gemeente van de eigenaren overgenomen. Andriessen geeft toe, dat deze straat waarschijnlijk aldus is genoemd „omdat zij aan het noordelijke deel der stad is gebouwd”, maar hij zegt in eene oude rijmkroniek van Emanuel de Regt, een tijdgenoot van Melis Stoke, gelezen te hebben, dat deze straat, hoewel in het noor delijke gedeelte van ’s-Gravenhage gebouwd, haren naam ontleent van een horde Noordsche volken, welke zich alhier hebben opgehouden onder den naam van Teutonen, ten einde zich aftezonderen van de Kimbren, die hunne tenten in het Westeinde hadden nedergeslagen, en dat de hoogte, waarop wij thans aan het einde dezer straat den Noord-leliemolen gebouwd zien, eene schans of verdedigingssterkte dier Noordsche volken is geweest, en dit schijnt zich eenigermate te bevestigen, wanneer wij de onderscheidene zand- en aardhoogten in oogenschouw nemen, welke men tusschen den tegenwoordigen Noord- lelie-molen en het Jodenkerkhof op den Scheveningschen weg, even voorbij het Tolhek aantreft. Hij zegt verder „dat haar eerste naam Strandstraat is geweest en dat men dezelve zoo genoemd vindt op alle plattegrond teekeningen, welke voor het jaar 1588 van den Haag zijn gemaakt, en dat de bewoners van die tijden deze straat vermoedelijk aldus hebben genaamd, omdat dezelve, in eene regte rigting tusschen de duinen heen, de wandelaren geleidt naar het strand der zee, welke men voor Scheveningen ziet”.

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1910 | | pagina 330