27
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE NOTARISSEN.
twee konijnen teruggekeerd. Juist die twee konijnen
hebben hen allerlei moeite en overlast bezorgd. Want de
„duynmeyer” Spelt deed, wat hij zijn plicht achtte, en
verweet in heftige taal den heeren hun strooperij„Gij
sijt maer een deel schelmen en schrobbers, die bij nacht
de conijnen compt stelen ende hebt de wagen, die daer
vooren gereden is, half vol conijnen gesmeten”. Een
ander „duynmeyer” uit Santpoort kwam zijn collega te
hulpook toegesnelde boeren namen een dreigende
houding aan. Het kwam tot een gevecht, waarbij werd
geslagen, gesneden en geschoten; ziehier het einde van
het lange verhaal: „ende noch andere boeren met hoy-
vorcken op den heer van Dorp en van der Haept uyt-
gevallen zeer furieuselijck stekende en slaende, soodat
zij ter nauwer noot haer lijflf conden beschermen, alsoo
het doncker was ende souden noch meer gedaen
hebben, indien sij door vermoytheyt daer niet uyt hadden
moeten scheyden ende gevende de voornoemde Spelt
aen den voornoemden heer van Dorp ontallijcken villeyne
naemen ende injurieuse woordensijn de boeren alsoo
van haer gescheyden”. Wij vermoeden, dat de boeren
hun aanval op deze beide jonkers wel duchtig ingepeperd
zal zijn en dat zij een gestrenger straf hebben beloopen
dan de heeren uit de vorige acte, die zich aan burgers
hadden vergrepen.
Het verhaal van een heftige woordenwisseling tusschen
officieren ten huize van de vrouwe van ’s Gravenambacht
in 1649, waarbij deze zelf ook betrokken was, kan men
nalezen in een notarieële acte (N°. LX), als zedenspiegel
niet onverdienstelijk. Een stuk, voor de geschiedenis van
ons archiefwezen van eenig belang, is de verklaring van
een korporaal en twee soldaten van de Prinselijke garde,
die den 26 Februari 1635 attesteerden, dat de timmerman
Pieter Willemsz. Post zich zeer verdienstelijk had gemaakt