III.
UIT DE PROTOCOLLEN DER HAAGSCHE
NOTARISSEN.
Wij beginnen weer met dienstcontracten. In het eerste
(N°. I) is de werkgeefster niemand minder dan de
i
De stroom der Haagsche notarieële protocollen blijft
vloeien. Evenals het vorige jaar ben ik nogmaals in de
gelegenheid een aantal acten te publiceeren, die vooral
het maatschappelijk leven van verschillende zijden toe
lichten. Niet alle zijn op zich zelf belangrijk, maar met
elkander vormen zij een gewichtige bijdrage tot de kennis
van ons oude volksleven in menig opzicht. Om een voor
beeld te geven. Niet alle reeds vroeger en thans weer
beneden gepubliceerde arbeids- en leencontracten zijn
afzonderlijk gewichtig; maar bijna alle bevatten kleine
trekjes, die men niet gaarne zou missen bij het onderzoek
van onze oude arbeidsverhoudingen; maar bovendien en
vooral is hun betrekkelijk groot aantal een gewichtige
getuigenis voor de organisatie van het maatschappelijk
leven in de zeventiende eeuw.
Het ligt voor de hand, dat de wijze van uitgave bepaald
was door het antecedent. Ook nu drukken wij de acten
hierachter in extenso af en geven in een inleiding een
overzicht van den inhoud.