96
DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
l) Prot. Not. B. de Vos. Zie ook hierachter de acte van
14 Febr. 1704, waarmede de scheiding feitelijk voltooid werd.
verhouding tusschen de hebzuchtige mevrouw Van Noort-
wijck en hare dochter niet altijd rooskleurig kon zijn,
vooral wanneer er finantiëele aangelegenheden behandeld
moesten worden. Vijf dagen na de veroordeeling der
weduwe begaf Sofia zich naar het kantoor van den Haag-
schen Notaris Pieter van der Burgh en legde daar de
volgende verklaring af, die opgenomen is in het register
n°. 1500 en gedagteekend 12 October anno 1700.
„dat haar door hare moeder nooit de minste opening
was gedaan van den staat haars boedels noch van haar
comp. goederen, noch van de testamenten van haar vader
en grootvader, ja dat haar moeder alles wat deze zaken
betrof voor haar verborgen had gehouden. Zij was daar
door zeer belemmerd, hoewel Mr. Simon Rosenboom,
Substituut Griffier van den Hove, haar gedurende de detentie
harer moeder eenige opening dien aangaande gedaan had
en verzocht zij den genoemden Griffier te willen machtigen
tot het beheer harer goederen.”
Welk gevolg dit verzoek had, kunnen wij niet met
zekerheid zeggen, doch wij vermoeden, dat Sofia de be
schikking over hare bezittingen voorloopig nog niet ver
kreeg immers zij waren nog onder beheer van de
■curatoren Assendelft en Bosch toen zij in 1701 de haar
opgelegde boete betalen moest. Den 28 April van dat
jaar machtigde zij deze heeren deze som te voldoen uit
het haar toekomende van de „nog onverdeelde” boedel
harer moeder 1).
Gemeenzaam leed vereent. De verhouding tusschen de
beide dames werd schijnbaar inniger, nadat de wreede
dood Sofia’s echtvriend van hare zijde had weggerukt,
en ook een ander familielid toonde zich bereid de oude