IOI DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK. A. Bosch. soude willen hebben, als sij tegenwoordig in haar confinement int Rasphuys te deser stede is hebbende, soo versoucken de suppl. dat Uwe Edele Groot-agtb. gelieven te consenteren en goet te vinden, dat sijluyden in de voorschr. qualiteyt voor de voorschr. weduwe Noortwijck, in dese Stadt een huys tot haar gerieff en gebruyck mogen huyren off copen mits aan de Regenten van het voorschr. Rasphnys jaarlijcx uyt- kerende een raisonnabele recognitie en wijders onder sodanige restrictien en bepalingen als Uwe Edele Groot- agbare sullen gelieven goet te vinden. ’t Welck doende, etc. P. v. Assendelft. De zaak bleef eenige tijd in suspensie, doch werd, zoo ons nader zal blijken, later een onderwerp van bespreking. Intusschen toonde zich de medelijdende nicht Lijsbet Sena, die haar tante gedurende haar gevangenschap ge zelschap houden en bedienen zou, in hare ware gedaante. Ook zij probeerde munt te slaan uit de ongelukkige positie harer verwante. Door bedreiging met nauwere opsluiting en door vreesaanjaging trachtte zij aanzienlijke geschenken van de weduwe los te krijgen. Wij bezitten een document, dat ons volledig hieromtrent inlicht, en wij drukken dit hieronder af. Vraegstucken, waar op Mr. Melchior Snels, Hooft- officier der Stadt Gouda, tot voldoeningh van de ordre van haar Ed. Mog. van den 25 Juny 1703 heeft ge- hoort Sophia van der Maa, wede Noortwijck. 1. Off zij op ordre van de regenten van het Tugthuys binnen deze stadt, nauwer is opgesloten, sedert dat tot kennisse van haar regenten is gekomen, dat zij

Gedigitaliseerde gedrukte materialen Haags Gemeentearchief

Jaarboeken geschiedkundige vereniging Die Haghe | 1911 | | pagina 110