DE GESCHIEDENIS VAN SOFIA VAN NOORTWIJCK.
Ill
depen-
Margaretha Bernier, die
was weleens zoo geweest, maar op dat tijdstip was dit niet
meer het geval. Volgens de welwillende mededeelingen mij
verstrekt door den Heer Jhr. Mr. E. B F. F. Wittert van
Hoogland was dit goed reeds in 1701 uit zijn bezit overgegaan
in handen van Mr. Jacob Wittert.
Deze verkoop geschiedde op 6 Juni van voornoemd jaar.
Het bleek echter dat Patrick van Barnewall het kasteel voor
zijne schulden had bezwaard, want reeds spoedig werd Mr.
Wittert lastig gevallen door de crediteuren van den majoor.
Voor een deel betaalde Mr. Wittert deze schulden, doch ten
slotte schijnt hij daar geen zin meer in gehad te hebben, zoodat
het kasteel op 12 November 1705 door den Baljuw in possessie
werd genomen voor de schulden van den majoor.
Op 22 Augustus 1713 kwam het in het bezit van Anna
Bernier. De volgende eigenares was Margaretha Bernier, die
het op 17 September 1714 overnam
Op 3 April 1715 werd Johan Bachman er eigenaar van,
terwijl het op 10 Mei 1721 overging op David van Barnewall,
den zoon van den majoor, en echtgenoot van de reeds genoemde
Margaretha Bernier.
Op 14 Juli 1733 werd hij opgevolgd door een tweeden
David van Barnewall. Daarna treffen wij David Francois van
Barnewall als eigenaar aan, die het op 8 April 1772 opdroeg
aan Hendrik Muilman, die het nog op 9 Januari 1776 in zijn
bezit had.
in Gelderlant, met alle de jurisdictie daer aen
derende, ofte tot hertrouwen toe en de incomste
daervan mede te proffiteren, met dien verstande dat
de naeste vrunden en erffgenamen ofte leenvolgers
van d’ Hr. Bruydegom in die tijt het voors. besit
van de heerlijckheyt sullen mogen redimeren met den
somme van twee duysent gld. s’ jaers pro rato des tijts
als boven. Waertegens zij vrouw Sophia van der Maa
ten selven eynde mede aen haer gemelte vrouw
doghter belooft ten huwelijck te geven de somme
van gelijcke dartigh duysent gulden oock in losrente
brieven oft obligation tot laste van de provintie van
Hollandt voorsz. en daerenboven een hoffstede met